Wa Wa Wat?

De autobussen op Gran Canaria heten Gua Gua’s, dat spreek je uit als wa wa’s. Ze rijden overal op het eiland. Het busnetwerk op het eiland is heel goed. Alle dorpen worden aangedaan met een buslijn. Dus het is heel makkelijk om met de bus het eiland te gaan ontdekken. De buskaartjes zijn ook nog eens heel goedkoop. Daar houden wij Hollanders van.

Dus ik ga regelmatig met de bus op pad.

De gele bussen zijn de stadsbussen, ze rijden in Las Palmas zelf. De azuurblauwe bussen rijden het hele eiland over.

De azuurkleurige bussen vertrekken in Canteras bij het ondergrondse station St. Catalina of zoals de canarios zeggen: el hoyo, wat gat of hol betekent. Dat heb ik geleerd bij mijn Spaanse les. Heel leuk dat je les krijgt van lokale Spaanse leraren die je dus ook leuke zaken vertellen over het eilandleven hier. Ik kan nu ook vloeken in het Spaans. Geleerd van de lerares. Er werd ons op het hart gedrukt dat je dit op Gran Canaria nog wel kan roepen, maar dat je dat zeker niet moet doen op La Peninsula, het Spaanse vaste land. Vloeken in het Spaans is overigens geen vast programma-onderdeel van de cursus Spaans. Het kwam toevallig aan bod toen de lerares hard haar knie stootte in de klas.

Wat we ook geleerd hebben is dat men hier niet ‘buenas días’ zegt om elkaar te groeten. Maar ‘bon día’.
Do as the locals do, denk je dan naïef. Dus terwijl ik de bus instap, groet ik de buschauffeuse met ‘bon día’ gevolgd door één kaartje Puerto de Mogán en de vraag hoeveel is dat mevrouw in mijn beste Spaans.

De buschauffeuse hoorde bon día en dacht: ha, local en begon vervolgens in haar snelste Spaans gezellig tegen me te ratelen. Ik kan best een beetje Spaans, maar dit geratel ging mijn pet te boven. Ze lachte er hard bij, dus ik vermoedde dat het om iets grappigs ging, dus ik lachte mee en zei een paar keer sí, sí, ah vale, vale. Ja, ja, ah oké, oké en ondertussen wandelde ik snel richting een zitplaats.

Ik was erg blij dat er meer passagiers achter me stonden om in te stappen en ze op de voorste rijen gingen zitten.

Ik kan me herinneren dat in de Nederlandse stadsbussen altijd een streng bordje voorin de bus hing dat je niet met de chauffeur mocht praten tijdens het rijden. Er stond zelfs een streep op de grond getekend in het gangpad van de bus waar je achter moest blijven staan. Tenminste in mijn herinnering, maar misschien haal ik met die streep de bank en de bus nu door elkaar.

Anyway…

in Spanje gelden die regels niet. Hier niet in elk geval. Hier kletsen ze allemaal met de chauffeur. Snel ratelend en vol met uitdrukkingen en termen die alleen de Canarios kennen. Niet zelden staat een passagier gezellig voorin, nonchalant leunend tegen een stukje reling. Vervolgens snel om zichzelf heen grijpend naar wat meer houvast als de chauffeur in hetzelfde tempo een bochtje neemt.

En als het even stil is voorin de bus, dan begint de buschaffeur uit zichzelf wel te kletsen, een beetje in het luchtledige, hopend op een passagier die wel in is voor een praatje.

Sinds ik dat ontdekt heb, zit ik niet meer helemaal voorin. Nee, een paar rijen naar achter. Want zo goed is mijn Spaans nou ook weer niet.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *